3 februari 2012 

Zeer genadevolle Heer, breng ons tot bekering want anders zal onze geest sterven;[1] 

vrede zij met je, Mijn kind; Mijn Ogen, Vassula, dringen door in de duisternis van iedere ziel; Ik lijd vanwege dorst om zielen; 

Vassula, de wereld van vandaag zal proberen je (meervoudige) vrijheid af te nemen; vandaag minacht de wereld alles wat Heilig is, sommigen[2] claimen dat zij absolute kennis hebben van Mijn Goddelijkheid, maar de dingen waardoor ze worden aangetrokken zijn niets anders dan een ontkenning van Mij; Ik riep, maar zij ontkenden en ontkennen nog steeds dat Ik roep; de leiders van jouw land vermoorden en stelen het brood uit de mond van de kinderen; ze belasten je land en plegen er naar believen een aanslag op; van alle kanten zullen ze jullie beroven van de vruchten van jullie werk;  (sta Me toe te spreken)… de mensen van jouw land hebben de verkeerde weg genomen; 

je bent een land dat Ik gezegend heb, maar je hebt nagelaten Mij te prijzen en te verheerlijken; je herders die niets weten, gaan hun eigen weg, ieder volgt zijn eigen belangen en negeert Mijn kudde en ze brengen Mijn Stem tot zwijgen; ze volgen de wegen van deze wereld; ze zijn ondergedompeld in de hartstochten van deze wereld zonder hoop en zonder Mij, je God; 

Mijn Woord is iets levends en actief; het snijdt als een tweesnijdend zwaard maar nog preciezer;[3] en toch slagen ze er in hun nacht niet in te geloven dat Ik je gezegend heb met geestelijke genaden; Ik heb iedere ziel geroepen om hun geest te vernieuwen door een geestelijke revolutie, zodat ze in Mij leven en Ik in hen, maar ze zijn er niet in geslaagd Mij te horen; Ik riep hen op hun oude manier van leven op te geven, maar ze gaven hun hart aan geld en zeiden: “hiermee ben ik mijzelf genoeg;” en ze hebben Mij dag na dag uit hun geest gezet; 

Ik heb in Mij zowel Barmhartigheid als Toorn; kijk dus naar de vroegere generaties en zie: zij verheerlijkten Mij en eerden Mij; zij waren een voorbeeld van trouw en goedheid, die Mij verheerlijkten; 

heb je niet gelezen: “wee het lusteloze hart dat geen geloof heeft, daarom wordt het niet beschermd, wee degene die de wil om te volharden heeft verloren; wat zul je doen wanneer de Heer je bezoekt?”[4] 

in deze dagen ben Ik van plan de landen te zuiveren van hun afvalligheid, hun hartstochten en hun zonden die nu als hete kolen op hun hoofden liggen, en het gewicht van hun zonden dragen; en nu zeg Ik je: Mijn Woord zal uitkomen zoals in het verleden toen Ik je tevoren had gewaarschuwd over je naties die van het geloof zijn afgevallen, dat de torens zouden ineenstorten en de golven van de zee verwoesting zullen brengen en de aarde uit haar as zouden schudden; dit was bedoeld als Tekenen voor jullie allen, opdat wanneer ze gebeuren jullie zouden weten dat Ik, God, heb gesproken; 

gedurende dit Einde der Tijden zal Mijn Geest uitgestort worden over de hele mensheid, zelfs over degenen die Mijn Woorden in deze Boodschap minachtten en Mijn Belofte belachelijk maakten; 

zoals Ik gezegd heb: Mijn Woord is levend en uit Mijn Woord, hetzelfde Woord, vormde Ik de aarde, en Ik zeg je, Ik zal deze aarde zuiveren door vuur en lijden; toen de engelen zondigden, spaarde ik hen niet; Mijn Dag zal op een onverwachte tijd over jullie komen; Ik zal de dwazen tot zwijgen brengen; vanaf dan zul je in Mijn Wil leven; de naties zullen Mij met andere ogen zien; liefde en gerechtigheid zullen weer heersen en van geweld zal niet meer gehoord worden; 

vandaag voed Ik mijn lammeren op deze manier en Mijn Geest brengt geestelijk voedsel naar de armen, om harten te verbinden die gebroken zijn en hen nog eens eraan te herinneren dat – het Hart van de Heer vol vergeving is, vol van liefde en tederheid; – een Hart dat jullie kan tooien met Zijn Heerlijkheid, een Hart waarin jullie troost kunnen vinden; Ik breng heil aan elk geopend hart; en als Ik je vandaag terechtwijs dan is dat vanwege de grootheid van de Liefde die Ik voor jullie heb; Mijn Hart bloedt van droefheid als Ik dit uur van duisternis over jullie zie komen, geworpen in de modder van jullie zonden; Ik zal jullie redden, maar alleen als jullie berouw hebben en terugkeren naar Mij; ic


[1] ik dacht aan Griekenland en al het lijden, niet alleen van onze natie maar van de hele wereld van vandaag

[2] sommige van de geestelijkheid

[3] Hebr. 4:12

[4] Eccl. 2:13-14