11 september 1992 

vrede zij met je;

dochter, wat Ik vandaag van jou zal vragen is het volgende:

– ontzeg jezelf langduriger voedsel;

– rust als je moet rusten en bewaar je rozenkrans niet voor middernacht!

– ga vaker biechten; zeg niet ja om het dan niet te doen; het is beter te zeggen; “ik zal proberen U te behagen Heer”!

je Koning is Zich bewust van je capaciteit, van de diepte van je armzaligheid en je verbazende zwakheid; leerlinge, je Leraar zal je Zijn Licht niet onthouden, Hij zal je genoeg Licht geven om te groeien en de voetstappen van je Leraar te volgen en wat de Leraar te wachten stond zal ook de leerling wachten; heb Ik niet gezegd, “de leerling is niet meer dan de leraar noch de slaaf meer dan zijn meester; het is voor de leerling voldoende dat hij kan groeien om te zijn zoals zijn leraar en voor de slaaf als zijn meester; als ze de meester van het huis Beëlzebub hebben genoemd, wat zullen ze dan niet van zijn huisgenoten zeggen?”[1]; als Mijn eigen verwanten geloofden dat Ik niet meer bij Mijn verstand was[2], wat zou jij dan niet horen van hen die slechts je vrienden zijn? kom, omhels Mijn Kruis en leer van je Meester; Mijn Ziel verheugt Zich telkens wanneer Ik je hoor bidden;


[1] Matt. 10:24-25.

[2] Marc. 3:21.