21 juli 1990 

(Ik zag in een visioen dat ik uit het raam stond te kijken. Het was bij daglicht. Plotseling begon de aarde hevig onder mijn voeten te beven. De grond ging op en neer. De aardbeving had sterkte acht.[1] Het hield niet op. Ik keek vanuit het raam naar de lucht, want die verloor zijn licht. Ik staarde naar de hemel terwijl hij iedere seconde donkerder werd tot het volledig nacht was geworden. Toen zag ik de sterren vallen, of liever gezegd, het leek alsof ze werden weggevoerd van de oostelijke horizon naar de westelijke horizon; het leek alsof ze de hemel verlieten. Toen stopte de beving en er heerste een dreigende duisternis. Ik zag dat ik een zwak licht had in mijn kamer. Ik keek uit het raam, er waren maar zo’n drie of vier huizen in de hele stad met licht.)


[1] Uitgeversnota: op de schaal van Richter.