11 oktober 1988 

vrede zij met je; 

Ere zij God! 

Ik heb je sinds het begin van deze openbaring gezegd dat Mijn Kerk een ruïne is en dat in deze ruïne adders zich hebben genesteld en Haar diepten tot hun thuis hebben gemaakt;

ach Vassula!![1] hoe lijd Ik … Ik zal moeten komen om deze slangen uit elkaar te halen die over het Allerheiligste van Mijn Sacramenten kruipen om ze allemaal weer opnieuw uit Mijn Kerk te werpen … Mijn kind, te leven en omgeven te zijn door deze verwoestende wildernis, is moeilijk en beangstigend, maar Ik ben dicht bij al diegenen die Mij beminnen en Mijn Heilige Naam met liefde aanbidden;

Ik wil al degenen die Mijn Hemelse Werken vertrappen eraan herinneren, dat Ik Oneindige Rijkdom ben; telkens wanneer Ik Mijn schepping tot opstandigheid zag vervallen, zond Ik bood­schappers met Mijn Woord; want opstandigheid maakt een woestijn van het land waarin je leeft; ofschoon jullie voorouders rebelleerden, waren hun twijfels nooit zo ernstig als die van jullie generatie, die eraan twijfelt dat Ik spreek tot Mijn gekozen engelen en hun Mijn Boodschappen geef;

vandaag, Mijn kind, heb Ik dienaren in Mijn Kerk die er aanspraak op maken in Mij te geloven maar al Mijn Goddelijke Werken afwijzen die Ik jullie aanbied in jullie dagen en die van de Heilige Geest komen! hun dorheid veroordeelt hen en op de Dag des Oordeels zal Ik hen streng oordelen! deze mensen zouden terug moeten keren tot de Schrift en lezen hoe Mijn Geest werkt en hoe Ik de gaven zegen die Ik aan Mijn uitverkorenen geef; ze komen allemaal van Mij;[2]

Mijn kind, jij en Ik, Ik en jij, doorkruisen deze wildernis, deze dodelijke wildernis, veroorzaakt door rationalisme, gebrek aan geloof, gebrek aan liefde, door vrij seksueel verkeer, genotzucht, ijdelheid en wrok tegenover alles wat neerdaalt van de Heilige Geest; hun onverzettelijkheid om te luisteren veroordeelt hen, ieder die de Werken van Mijn Heilige Geest verwerpt verwerpt Mij; want de Heilige Geest en Ik zijn Eén en dezelfde! … [3]

deze mensen bevorderen deze woestijn en zorgen ervoor dat er niets in zal groeien; als ze een bloem zien, zullen ze er ofwel op trappen en haar verpulveren, of ze zullen haar opzettelijk negeren en nooit water geven zodat ze ver­welkt en ze er zo van af zijn … Mijn Beker van Gerechtigheid loopt over en ze voelen al de eerste druppels van Mijn Gerechtigheid op zich; alles wat Ik van deze mensen vraag, speciaal van hen die Mij dienen maar toch de Werken van de Heilige Geest afwijzen, is te bidden, te bidden, te bidden om verlichting en om een sterker geloof;

kom, Mijn kind, doe Mij altijd het genoegen je Mijn Heilige Aanwezigheid te herinneren; 

Wij, ons, Heer. 

Ik bemin je; ja, wij, ons; 

wij, ons; 

Ja, Heilige Moeder.


[1] God riep met luide stem, met een kreet vol lijden en pijn.

[2] Jezus vroeg mij om te noteren: 1 Korintiërs 12:1-11.

[3] Eén in wezen.