23 oktober 1986
Vassula, welk huis heeft je meer nodig? Ik wil dat je kiest;
Jezus, als U me vraagt welk huis voor mij belangrijker is, het Uwe of het mijne, zeg ik natuurlijk het ‘Uwe’; en als ik moet kiezen, kies ik Uw Huis.
Ik zegen je;
(Jezus leek zo blij!)
Ik zal je leiden, kleintje;
kom, neem Mijn Kruis op en volg Mij; onthoud het, Ik zal je helpen; je zult Mijn leerlinge zijn; Ik zal je helpen om Mij bekend te maken; Ik ben Heilig, Ik ben Heilig, wees dus Heilig, leef Heilig; Ik zal je Mijn steun geven; Vassula, ben je bereid voor Mij te werken?
Zeg nog eens Uw Naam.
Jezus Christus;
Ja, ik wil voor U werken.
Ik bemin je; roep Mij wanneer je wilt;
(Ik stemde ermee in zonder echt te beseffen wat het betekent voor God te werken. Omdat ik God bemin, wilde ik Hem blij maken. Ik had geen idee van mijn onvermogen!)
luister naar Mij, luister naar Mijn roepen, luister naar Mijn smeekbeden, kun je Mijn Kruis zien? Ik ben Jezus die dit visioen geeft;[1] Ik roep, Ik lijd omdat Ik jullie tel, Mijn beminden, en omdat Ik zie dat jullie verspreid zijn en niet bewust van de gevaren die de duivel voor jullie heeft klaar liggen; Mijn Hart wordt verscheurd als Ik zie hoe ver jullie van Mij zijn verwijderd!
(Een maand lang heeft Jezus mij beelden van Zijn Kruis gegeven. Waarheen ik mijn hoofd ook wendde en in welke richting ik ook keek, altijd stond daar een enorm, donker Kruis. Als ik onder de maaltijd mijn ogen opsloeg, was dat enorme Kruis daar. Als ik vanuit mijn muskietennet keek, weer dat Kruis. Als ik naar een andere kamer liep om er te gaan zitten of iets dergelijks, het Kruis volgde, en het was er. Een maand lang leek het erop dat het mij achtervolgde.
Daarna begon er iets anders in mijn hoofd te spoken. Dat alles wat er gebeurde misschien niet van God afkomstig was. Maar, als het van de duivel kwam, hoe kon hij dan zo dom zijn? Ik begon bang te worden voor wat de mensen over dit alles zouden zeggen, wat zal er met mij gebeuren. Ik zal bespot worden!)
dochter, dochter leef in vrede!
(Ik was wantrouwig.)
Wie is het?
Ik ben het, Jezus, blijf dicht bij Mij; Ik heb je jarenlang geroepen; Ik wilde dat je Mij bemint, Vassula …
Jezus, wanneer hebt U mij voor het eerst geroepen?
toen je op weg was naar Libanon; Ik riep je in je slaap; je zag Mij; weet je nog hoe Ik je naar Mij toetrok en je riep?
Ja, ik herinner het me, ik was heel bang. Ik was ongeveer tien jaar oud. Ik was geschrokken door Uw Kracht die aan mij trok. Het voelde aan als een sterke stroom, als een magneet die een kleine magneet aantrekt. Ik probeerde mij te verzetten en mij los te rukken, maar ik kon het niet totdat ik mijzelf tegen U aangedrukt voelde, en toen werd ik wakker.
(Ik vond het vreemd dat Jezus mij aan deze droom herinnerde; en hoe ik mij hem nog herinnerde.)
[1] Ik zag een reusachtig, donker Kruis.