15 november 1995 

De Schrift zegt:
“Het oor toetst de woorden zoals het
gehemelte de ene spijs van de andere onderscheidt.”[1] 

Hoe komt het dat ze Uw Woord niet hebben ontdekt,
hoe is het mogelijk dat Uw Spijs
niet werd gewaardeerd of smakelijk voor hen was?
Hoe komt het dat de Schrift in mijn geval wordt afgewezen?
Toen de Joden U beschuldigden, Jezus,
en niet geloofden dat U door God was gezonden
en dat U de Zoon van God bent en Zelf God,
zei U tot hen:
“Ik heb veel goede werken voor jullie gedaan om te zien,
de werken van Mijn Vader;
voor welke  hiervan stenigen jullie Mij? …
Als Ik het werk van Mijn Vader niet doe,
hoeven jullie Mij niet te geloven;
maar als Ik het doe, zelfs als jullie weigeren in Mij te geloven,
geloof dan tenminste in de werken die Ik doe.”
Waarom dan, Heer, kijken ze niet naar de werken gedaan in Uw Naam,
getuigen die niet voor mij? 

vrede zij met je; Liefde is met je; kun je Mij naar de letter gehoorzamen? Ik wens dat deze beproeving  je er niet toe zal brengen Mijn Vrede te verliezen;

Ik ben de Auteur van deze Boodschap, geef dus niet op; Ik zal je redden; mag Ik jou en de anderen niet op de proef stellen? mag Ik jou niet sterken door beproevingen? (Vassula, Ik zal je een engel zenden om je te troosten …) je roept tot Mij: “Heer, ik ben ernstig gewond”, maar, Vassula, dat ben Ik ook … je roept uit: “Heer, ik ben bruut behandeld,” en Ik zeg je, maar dat ben Ik ook;

– Mijn uitverkorene is aangevallen vanuit Mijn Huis en dit was opdat wat de Vader jou had gezegd zou worden vervuld … en nu zeg Ik je, als een priesterlijke ziel zich openlijk voor Mij[2] uitspreekt, ten overstaan van de wereld, zal ook Ik, wanneer de tijd komt, Mij voor hem uitspreken in tegenwoordigheid van Mijn Vader!

– en tegen jou zeg Ik: verdedig jezelf niet! laten zij, die je hebben gehoord, nu getuigen en openlijk de waarheid bekendmaken; maar de duivel zal sommigen van hen tot zwijgen brengen door hen een duffe geest te zenden; ze zullen de lamp verbergen die Ik hun heb gegeven en zich in de duisternis verbergen om niet te worden gezien, door deze duisternis “voorzichtigheid” te noemen; ic;


[1] Job. 34:3.

[2] Jezus spreekt over Zijn Boodschap.