19 oktober 1988 

Ere zij God;[1] 

Geprezen zij Onze Heer;[2] 

Ik geef je Mijn Vrede, kom;[3] 

Ik, de Heer, zeg hun[4] dit: Ik zegen ieder van hen; Ik zegen allen die Mijn Goddelijke Boodschap helpen, in het bijzonder hen die hun vrije tijd voor Mij opofferen;

Mijn oproepen zullen niet vergeefs zijn; bemin elkaar zoals Ik jullie bemin, verspreid Mijn Boodschap zelfs onder hen die jullie belachelijk zullen maken, bid om ver­lichting, behandel elkaar als gelijken; beminden, Ik ben altijd Aanwezig; Ik, Jezus, bemin jullie allen met een eeuwigdurende liefde; kom bij Mij;

Vassula, toon hun Mijn Heilig Hart; Ik, de Heer, zal hen leren met Mij te wandelen; Ik zal hun laten zien wat Waar Leven in God betekent, Ik zal hen laten begrijpen dat zij allen Mijn Zaad zijn en dat zij Mij toebehoren;

Ik zal hun laten zien hoe Satan hen allen misleid heeft en hoe verraderlijk hij is; Ik zal hun telkens weer vertellen dat Satan bestaat, hij is het Kwaad, hij is degene die jullie vanaf Het Begin bedrogen heeft en hij zal uiteindelijk overwonnen worden en verpletterd; bid Mijn beminden, Ik zal luisteren; bid en spreek tot Mij; Ik ben Aanwezig, Ik ben jullie Heilige Metgezel, Ik ben bij jullie, altijd; geloof in dit Mysterie van Mijn Aanwezigheid;

Mijn Liefde voor jullie is eeuwigdurend; jullie zullen haar diepte en volheid pas begrijpen als jullie in de Hemel zijn, voel Mijn Aanwezigheid … voel Mijn Aanwezigheid … Ik zegen jullie allen;


[1] Antwoord op het gebed tot Sint Michaël.

[2] Antwoord op het gebed tot de Heilige Maria.

[3] Antwoord op het gebed tot het Heilig Hart.

[4] De kleine groep die wij vormden voor een ontmoeting.