23 mei 1991 

Jahweh, mijn God,
U verkwist Uw parfums aan mij,
geprezen zij mijn Jahweh.
U bent van mij en ik ben van U.
Geef mij Uw schouder om tegen te leunen,
onwaardig als ik ben,
een zuchtje wind die ongemerkt voorbijgaat en niet terugkeert,
een pluisje stof dat wordt weggewassen door de eerste druppels regen,
sta mij toe in de Tegenwoordigheid van Uw Heerlijkheid te verblijven.
Leid mij door deze wildernis met een gevoelige hand, Beminde.

Vassula, zelfs in je ellende, zal Ik door jou tot de naties spreken, om jouw generatie Mij hun lofprijzingen te doen verkondigen; 

Generatie, Ik ga jullie weiden; 

dochter, Ik daal af van Mijn Troon, telkens wanneer je Mij aanroept om helemaal naar je toe te komen in je kamer en je te ontmoeten; onderworpen aan ellende, heb je Mijn Oneindige Liefde veroverd; verheug je! verheug je omdat je Koning je hoort telkens wanneer je je mond opent en Mijn Heilige Geest aanroept om je te komen helpen; roep Mijn Naam aan, Mijn kind, en de Liefde zal je helemaal over­schaduwen en je gezelschap houden;

verblijd je Koning nu en laat Hem van Zijn Armzalig kind nogmaals haar beloften horen, 

(Ik stond op en herhaalde mijn beloften aan het Heilig Hart van Jezus.) 

Vassula van Mijn Heilig Hart, Ik aanvaard je toewijding, je offers hebben Mijn Hart verblijd; eer Mij, je Heer, door devoot te blijven en trouw tegenover Mij, Ik die jou Beloner ben;